Biologie van de ziekteverwekker
Phytophthora infestans behoort tot de Oömycoten, de eischimmels of waterschimmels. Hoewel deze groep organismen er uitziet als schimmels zijn ze het eigenlijk niet. Ze zijn eerder verwant aan bepaalde algen. Hun celwanden zijn opgebouwd uit ander materiaal dan die van schimmels, ze zijn diploïd en ze maken sporen die kunnen zwemmen.
Ongeslachtelijke voortplanting
Een typisch kenmerk van P. infestans is de vorming van de zogenaamde sporangiosporen, ongeslachtelijke sporen, op sporendragers. Deze sporendragers zijn stengelachtige schimmeldraden die recht van het blad af staan waardoor de sporangiosporen, wanneer ze losraken, door de wind verspreid kunnen worden. Dit is een erg belangrijk verspreidingsmechanisme. De ziekteverwekker kan zich op die manier snel uitbreiden naar andere bladeren, planten en velden. De sporen zijn echter niet bestand tegen uitdroging en zonlicht.
De sporangiosporen kunnen op 2 manieren kiemen, afhankelijk van de omstandigheden. Bij een temperatuur van 21-26°C kan de spore kiemen als 1 spore. Onder vochtige omstandigheden, bij een temperatuur onder de 18°C, worden in de sporangiospore zoösporen gevormd. Deze kunnen in water over het plantenoppervlak zwemmen met behulp van 2 zweepharen: een harige zweephaar aan de voorkant en een gladde aan de achterkant. Na korte tijd strijken ze ergens neer en infecteren de plant.
Geslachtelijke voortplanting
Voor geslachtelijke voortplanting zijn 2 verschillende parings-typen nodig, het A1- en het A2-type. Tot de jaren ’80 kwam in Europa alleen type A1 voor en was er dus geen geslachtelijke voortplanting. Dit houdt in dat er geen recombinatie van genen plaatsvond. Sinds de introductie van het A2-type in Europa vanuit Mexico is geslachtelijke voortplanting algemeen en worden er steeds nieuwe stammen (individuen) gevormd, wat de bestrijding bemoeilijkt.