aardappelziekte-bestrijding

Algemeen  Belang  Symptomen  Biologie  Ziektecyclus  Bestrijding  Referenties

 

Bestrijding van de aardappelziekte vóór het planten

Resistente rassen: Er zijn geen rassen die onvatbaar zijn voor alle stammen van P. infestans, maar er zijn onderling grote verschillen in resistentie. Tijdens droge zomers, kan dit een groot verschil uitmaken in de hoeveelheid ziekte.

Onderzoek: Er wordt veel onderzoek gedaan hoe P. infestans precies een aardappelplant probeert te infecteren, welke afweerreacties dit in de plant oproept en wat voor genen en eiwitten hierbij een rol spelen. Dit soort onderzoek helpt om nieuwe rassen te ontwikkelen en nieuwe bestrijdingsstrategieën te bedenken. Fytopatholoog Francine Govers heeft jarenlang onderzoek gedaan aan Phytophthora. Lees hier wat zij erover vertelt.

Veldkeuze: Niet al te zware, goed gedraineerde grond en een goede luchtcirculatie zijn belangrijk om de hoeveelheid vocht op het blad te reduceren. Akkers met veel schaduw, omzoomd door bomen moeten worden vermeden.

Gewasrotatie: Een 1 op 4 rotatie met onvatbare andere gewassen is aan te raden. Deze algemene richtlijn moet wellicht worden bijgesteld wanneer de vorming van de geslachtelijk oösporen vaker voor gaat komen, omdat deze sporen vele jaren in de grond kunnen overleven.

Eliminatie van overwinterend inoculum: Naast oösporen zijn geïnfecteerde knollen uit het vorige seizoen de belangrijkste bron van inoculum. Knollen kunnen overleven in afvalhopen en bij de oogst achterblijven in het veld. Afvalaardappels moeten op het grondoppervlak liggen zodat ze ’s winters kapot vriezen. Ander opties zijn begraven op meer dan een meter diepte of voeren aan het vee. Wanneer in het voorjaar aardappels kiemen die bij de oogst zijn achtergebleven, moeten de opgekomen planten verwijderd worden.

Poten van gezond uitgangsmateriaal: Gebruik uitsluitend gecertificeerd pootgoed. Echter, ook in gecertificeerd pootgoed kan de ziekte voorkomen.

Tijdens de teelt

Zoeken naar zieke planten: Zoek naar zieke planten op vochtige plaatsen (lage stukken, schaduwplekken) en op plaatsen waar bespuiting moeilijk is (hoeken, bij elektriciteitsmasten etc.) Geïnfecteerde planten in een geïsoleerde aantastingsplek dienen verwijderd te worden (verbrand of ondergeploegd). De ziekte kan worden voorspeld op basis van lokale temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en hoeveelheid regenval, met behulp van gegevens uit eerdere seizoenen en computersimulatieprogramma’s. Boeren kunnen dan een chemische bestrijding uitvoeren wanneer er een uitbraak van de ziekte verwacht wordt, i.p.v. een routinematige preventieve bestrijding.

Chemische bestrijding: Chemische bestrijding is erg belangrijk, vooral in vochtige gebieden. Er bestaan beschermende fungiciden, die het blad bedekken met een beschermende laag die infectie tegen gaat. Een bestaande infectie kan daarmee echter niet worden gestopt. Een andere groep vormen de systemische fungiciden, die door het plantenweefsel worden opgenomen en die (enige) bescherming geven nadat infectie is opgetreden. Het gevaar bestaat dat P. infestans resistent wordt voor een aantal van deze middelen, vooral vanwege het ontstaan van nieuwe stammen als gevolg van geslachtelijke voortplanting. In de biologische teelt is gebruik van chemische middelen niet toegestaan. Er zijn natuurlijke middelen die enigszins werkzaam zijn tegen de aardappelziekte, zoals citrus-olie.

Handmatig verwijderen van geïnfecteerd blad: Bladeren met lesies kunnen handmatig worden verwijderd en vernietigd, waardoor de verspreiding van de ziekte wordt tegengegaan. Vanwege de arbeidsintensiviteit van de methode wordt deze alleen toegepast bij kleinschalige biologische aardappelteelt, in combinatie met andere methoden.

Aanaarden van ruggen: Het aanaarden van ruggen is niet alleen goed tegen onkruiden, maar helpt ook om knolinfectie tegen te gaan door sporangiosporen die van het blad afspoelen de grond in.

Irrigatie: Het is belangrijk dat de periode dat het gewas nat is door de dauw niet verlengd wordt. Irrigatie in de middag is hiervoor het beste. Door te veel irrigatie kunnen de ruggen soms open spoelen, waardoor de knollen aan de oppervlakte komen en gemakkelijker geïnfecteerd kunnen worden.

Bemesting: Een te grote stikstofgift verlaat de afrijping, waardoor er meer gevaar is dat het blad geïnfecteerd wordt door de aardappelziekte.

Tijdens en na de oogst

Loofdoding:  Aardappelplanten worden meestal voor de oogst doodgespoten of verbrand. Zo voorkom je infectie van knollen tijdens de oogst vanuit geïnfecteerd loof.

Sorteren: Aangetaste knollen verwijderen voordat de partij wordt opgeslagen.