Op het randje
Een strook met wilde bloeiende planten in of rond een akker kan nuttig zijn voor de bescherming van het gewas tegen ziekten en plagen. In zo’n akkerrand kunnen natuurlijke vijanden, bijvoorbeeld insecteneters, prima gedijen. Zo helpen ze bij de biologische bestrijding van ziekten en plagen. Dit bespaart de boer tijd en geld doordat hij minder hoeft te spuiten. Van de andere kant wordt de te bebouwen oppervlakte van de akker kleiner. Kosten en baten tegen elkaar afzetten dus.
Maar ook andere afwegingen spelen mee. Er komen minder bestrijdingsmiddelen en meststoffen in het milieu. De waterkwaliteit in een gebied kan een stuk opknappen en het landschap wordt afwisselender. Ook komen er meer verschillende dier- en plantensoorten voor, een toename van de biodiversiteit dus.
Akkerranden rondom het gewas kunnen biodiversiteit en natuurlijke vijanden stimuleren. Tegenwoordig wordt dan ook geëxperimenteerd met strokenteelt: rijen van verschillende groenten naast elkaar. Dit biedt natuurlijke vijanden meer schuilmogelijkheden en helpt zodoende om ziekten en plagen in de gewassen tegen te gaan.