iepenziekte-ziektecyclus

Algemeen Belang Symptomen Biologie Ziektecyclus Bestrijding Referenties

Levenscyclus van Ophiostoma ulmi. Bron: Wageningen Universiteit, Laboratorium voor Fytopathologie; Public Domain.
Ziektecyclus van Ophiostoma ulmi en Ophiostoma novo-ulmi.

De schimmel overwintert in de vorm van schimmeldraden en sporendragers (synnemata) met sporen (conidiën). Die zitten in de bast en het buitenste hout van dode of afstervende iepen en iepenhout. Van hieruit wordt de schimmel verspreid door vectoren, de iepenspintkevers. In Europa komen 2 soorten voor: de grote iepenspintkever (Scolytus scolytus) en de kleine iepenspintkever (Scolytus multistriatus). Het volwassen kevervrouwtje doorboort de bast van dode of afstervende iepen en maakt een tunnel in het hout, net onder de bast, waarin ze eieren legt. Wanneer de eieren uitkomen, beginnen de larven van het hout te eten, waardoor ze tunnels maken in een rechte hoek t.o.v. de moedertunnel. Het tunnelpatroon wordt galerij genoemd.

Volwassen iepespintkever (Scolytus sp.). Bron en copyright: Universiteit van Amsterdam / Stichting Utopa.
Volwassen iepenspintkever. Foto: Universiteit van Amsterdam.

De larven verpoppen zich en komen door de bast naar buten als volwassen kevers. Wanneer de iepziekteschimmel in de boom aanwezig is, dragen de kevers duizenden plakkerige sporen aan hun lichaam mee naar buiten. De jonge kevers voeden zich door okselknoppen van jonge iepentwijgen aan te vreten. De sporen kunnen daarbij in de vraatwonden terechtkomen, kiemen en schimmeldraden vormen die verder het hout binnen groeien. Wanneer de schimmeldraden het vaatweefsel bereiken vormen ze miljoenen kleine, witte, ovale conidiën die zich met de sapstroom snel verspreiden door het vaatweefsel van de boom.

De schimmel produceert gifstoffen die de vorming van zogenaamde gommen en thyllen induceren: bolvormige uitgroeisels van parenchymcellen die zich uitstulpen in de houtvaten. De houtvaten, die verantwoordelijk zijn voor de opname van water en voedingsstoffen, worden op die manier geblokkeerd door een combinatie van deze gommen, thyllen, schimmeldraden en sporen. Dit is onder de microscoop zichtbaar in doorsneden van verwelkte takken. De schimmel produceert ook enzymen die het houtweefsel kunnen afbreken. Dit veroorzaakt een bruine verkleuring van hout, die typisch is voor iepziekte.

De kevers voeden zich maar enkele dagen met gezonde iepen. Daarna vliegen ze terug naar zieke of dode bomen om zich voort te planten. De vrouwtjes vormen dan nieuwe galerijen en leggen weer eitjes.

Epidemiologie

Door infecties die plaatsvinden in de lente of vroeg in de zomer komt de schimmel terecht in zogenaamd voorjaarshout, dat hele lange houtvaten heeft. Daardoor kan de schimmel zich snel verspreiden door de boom, die daardoor vaak snel dood gaat. Door infecties later in het seizoen, komt de schimmel terecht in de veel kortere houtvaten van het zomerhout. Hierdoor blijft de infectie vaak beperkt tot een deel van de boom, en zal de boom langer overleven.

Gezonde bomen kunnen niet alleen worden geïnfecteerd door besmette kevers, maar ook door wortelcontact met besmette bomen: in de grond groeien wortels van verschillende bomen namelijk vaak aan elkaar. Ook de vaatstelsels lopen dan in elkaar over. Dit komt erg vaak voor wanneer de bomen dicht (minder dan 7 meter) op elkaar staan. Om deze vorm van besmetting enigszins tegen te gaan moeten volwassen iepen minstens 15 meter uit elkaar staan. Bomen die d.m.v. kevers zijn geïnfecteerd laten vaak de eerste symptomen zien aan de bovenkant van de kroon, terwijl bomen die zijn geïnfecteerd via wortelcontact vaak de eerste symptomen laten zien aan de onderkant van de kroon. Door infectie via wortelcontact kan de schimmel zich snel verspreiden door het vaatweefsel en de boom sterft dan meestal snel.

De ernst van de iepziekte en de verspreidingssnelheid hangt af van de schimmelstam, de voortplantingssnelheid van de kevers, de vatbaarheid van de iep en van omgevingsfactoren. Bij temperaturen van rond de 20°C worden vooral conidiën gevormd en bij 8-10°C vooral peritheciën.