Broccoli, spitskool, rode kool, spruitjes, bloemkool… Al deze koolgewassen behoren tot dezelfde plantensoort, namelijk Brassica oleracea. Toch zien ze er allemaal anders uit. En ze verschillen ook in smaak, voedingsstoffen en in weerbaarheid tegen droogte en plantenziekten. Hoe kan dat? Zoveel verschillen binnen één soort?
De verschillen zijn deels te verklaren doordat koolplanten een groot genoom hebben met veel verschillende genen. Maar dat is het niet alleen. Onderzoekers hebben ontdekt dat transposons een belangrijke rol spelen. Dit zijn kleine stukjes DNA die ‘rondspringen’ en op allerlei plaatsen in het DNA kunnen opduiken. Deze transposons (of springende genen) beïnvloeden de activiteit van de genen die in hun buurt liggen. Ze werken als het ware als de aan/ uit knoppen en de dimmers van de buurgenen. Wanneer bepaalde genen ‘harder of zachter aanstaan’, heeft dat invloed op de eigenschappen van de plant.
Deze kennis is dus erg nuttig bij het selecteren van rassen die beter bestand zijn tegen ziekten of die bijvoorbeeld minder temperatuurgevoelig zijn.
Bekijk ook eens het Practicum over Geheimen van het Koolgewas