planteneters

kop met stekel van Globodera rostochiensis. Foto: Hans Helder; copyright Laboratorium voor Nematologie, Wageningen Universiteit.
Plant-parasitaire aaltjes hebben in hun mondholte een stekel om plantencellen mee open te prikken.

Plant-parasitaire aaltjes

Aaltjes die planten eten, zogenaamde plant-parasitaire aaltjes, voeden zich met plantensap door plantencellen lek te prikken. Dit doen ze met een injectienaaldachtig hulpmiddel in hun mond: de stekel of stylet. De stekel wordt ook gebruikt om bepaalde stoffen in de plant te injecteren, waardoor de plant meer voedsel gaat aanmaken. Meestal tasten aaltjes de wortels aan of ondergrondse stengels (bijv. bloembollen). Sommige leven aan de buitenkant van de plant (ectoparasitair) en andere ìn de plant (endoparasitair). Binnen beide groepen zijn er soorten die vrij bewegen en de plant op verschillende plaatsen aantasten en soorten die op één plaats blijven. Er zijn ook soorten die bovengrondse delen aantasten. Aaltjes die niet van levende planten eten hebben meestal geen stekel.

 

Filosofische vraag: Aaltjes: ziekte of plaag?

Zowel ziekteverwekkers als plaagorganismen voeden zich met hun gastheer. Plagen worden veroorzaakt door dieren. Aaltjes zijn dieren. Zijn aaltjes nu plaagorganismen of ziekteverwekkers?
Onder plagen worden meestal lastige dieren verstaan die planten opeten of op een andere manier overlast veroorzaken. Ziekte is een reactie van de plant op een ziekteverwekker. Bij ziekte verandert er dus iets in de fysiologie van de plant. Dit is het geval bij aantastingen door aaltjes: de plant reageert in veel gevallen met een abnormale groei, die door het aaltje in gang wordt gezet en waarvan het aaltje profiteert.

 

Wortelknobbel-aaltje (Meloidogyne fallax) op winterpeen. Foto: copyright Plantenziektenkundige Dienst, Wageningen.
De aantasting van wortelknobbelaaltjes op winterpeen.

Plant nodig

Dit soort aaltjes heeft echt een levende plant nodig hebben om te kunnen groeien (zogenaamde obligate parasieten). Aangeprikte cellen sterven gewoonlijk niet. De tijd die nodig is om een nieuwe generatie te vormen varieert van enkele weken tot meer dan een jaar en is afhankelijk van de soort, plantengroei en temperatuur. Als ei of als cyste kunnen ze perioden zonder geschikte gastheerplant verleven.

De meeste plantensoorten kunnen wel door één of enkele aaltjessoorten worden aangetast. Vooral onder vochtige, warme omstandigheden kunnen er problemen optreden. Bovengronds is vooral een slechte groei, vergeling of afsterven van planten in het gewas te zien. Wortels kunnen misvormd zijn, bijvoorbeeld bedekt met knobbels, sterk verdikt of juist extreem vertakt. Opbrengstverliezen kunnen oplopen tot wel 60%. Door de aantasting van de plant wordt deze soms bovendien gevoeliger voor bodemschimmels of bacteriën.

Hoewel de meeste aaltjes zich kruipend door de grond kunnen verspreiden (tot enkele meters per jaar) worden ze meestal verspreid met grond, water, gereedschap, insecten of plantmateriaal. De meeste zitten in de bovenste 15 cm van de grond.

Ei met aaltje in eerste jeugdstadium van aardappelcystenaaltje (Globodera rostochiensis. Foto: Ulrich Zunke, University of Hamburg; copyright Ulrich Zunke; bron: www.invasive.org.
Ei met daarin een aardappelcystenaaltje in het eerste jeugdstadium.

Van ei tot aal

Voorafgaand aan het volwassen stadium zijn er 4 jeugdstadia. Het eerste jeugdstadium en de eerste vervelling vinden plaats terwijl het jong nog in het ei zit.

Verschillende typen aaltjes

Er bestaan vele soorten aaltjes die planten aantasten, grofweg onder te verdelen in 3 groepen met verschillende levensstrategieën:

  1. wortelknobbelaaltjes, die knobbelige wortelgroei veroorzaken
  2. cystenaaltjes, waarbij de bevruchte vrouwtjes opzwellen tot bolletjes
  3. vrijlevende plantenetende aaltjes
  4. overige aaltjes

Binnen de hele groep van aaltjes zijn niet alle planteters familie van elkaar. Er zijn 3 totaal verschillende groepen

  1. Tylenchide aaltjes. Hiertoe horen onder andere die cystenaaltjes en de wortelknobbelaaltjes
  2. Dorylaimide-aaltjes, o.a. Longidorus-soorten. Deze hebben een reputatie als overdrager van virussen
  3. Trichodoride-aaltjes, o.a. Trichodorus-soorten. Deze hebben een primitievere bouw dan andere groepen.

 

<< Terug