Nog niet zo heel lang geleden was de wetenschappelijke wereld een echt mannenbolwerk. Meisjes die gingen studeren waren een uitzondering, laat staan dat er vrouwelijke professoren bestonden. Tegenwoordig volgen ongeveer evenveel meisjes als jongens een studie, maar het aandeel vrouwelijke hoogleraren volgt deze trend (nog) niet en ligt nu op gemiddeld 20%.
In 1917 werd in Nederland de eerste vrouwelijke hoogleraar benoemd, de plantenziektekundige Johanna Westerdijk. Haar functie als hoogleraar fythopathologie aan de Universtiteit Utrecht combineerde ze met haar werk als directrice van een laboratorium. Hier deed ze onderzoek aan de iepziekte, die in het Engels nog steeds de Dutch elm disease genoemd wordt. Verder legde ze de grootste schimmelcollectie ter wereld aan. Later gaf ze ook colleges en begeleidde ze studenten aan de Universiteit van Amsterdam.
Boven de voordeur van haar laboratorium stonden de woorden “Werken en feesten vormt schoone geesten”, want naast hard werken en onderzoek doen, hield Johanna Westerdijk (1883-1961) ook van gezelligheid en een feestje op zijn tijd. En dan het liefst met muziek en een drankje erbij.